Bart Holvoet (FSC België) over correcte toepassing boscertificering en gebruik van hout met Chain of Custody in de bouw
“Een gelijk speelveld voor alle aanbieders”
Bosbouwingenieur Bart Holvoet stond aan de wieg van de nationale werking van FSC, voluit het Forest Stewardship Council. Die organisatie waakt over de sociale, economische en ecologische gezondheid van onze bossen. Aanvankelijk opereerde hij onder de vleugels van WWF België, maar sinds 18 jaar doet hij dat rechtstreeks voor FSC België. Als directeur is hij dus perfect geplaatst om zijn licht te laten schijnen over hoe de FSC-certificering correct moet toegepast worden in de bouw, zodat voorschrijvers een gelijk speelveld creëren voor hun aanbieders, en er een garantie is dat het eindproduct wel degelijk duurzaam geproduceerd hout bevat. Beddeleem haalde Bart in de showroom te Nazareth voor de microfoon van journalist Sammy Soetaert.
Kunt u eerst wat meer vertellen over de achtergrond van de FSC boscertificering?
Bart Holvoet: “Onze wortels gaan terug tot begin jaren negentig van de vorige eeuw. De oprichting van FSC en andere organisaties rond boscertificering was een onrechtstreeks gevolg van de bekende VN Conferentie rond Milieu en Ontwikkeling te Rio, in 1992. Op dat moment was er absoluut dringend actie nodig rond bossen wereldwijd, maar de nationale vertegenwoordigers kwamen er niet tot een consensus rond dit thema. Zonder akkoord rond bosbehoud op deze milieutop, besloot het middenveld dan maar om de koe zelf bij de horens te vatten.”
“Bijzonder aan de organisatie is ons driekamermodel, waarbinnen in onderling evenwicht sociale, ecologische en economische actoren samengebracht worden. Wie het beleid van FSC wil aanpassen, moet altijd een consensus vinden tussen deze 3 groepen. Omdat de belangen uiteenlopen, heeft het soms wel wat voeten in de aarde voor dat effectief gebeurt. Toch slagen we er al ruim 25 jaar in om de neuzen in de juiste richting te krijgen, en samen werk te maken van het verantwoord beheer van bossen wereldwijd. Dat gaat verder dan enkel het behouden van de productieve kracht van het bos, het complete ecosysteem moet in stand gehouden worden of verbeterd waar nodig en dit op een sociaal correcte manier.”
Hoe ziet de certificering er in de praktijk uit?
Bart Holvoet: “In principe hebben we twee certificeringen: één voor de bosbeheerders en één voor de verwerkende keten, de ‘Chain of Custody’ certificering. Die laatste is voornamelijk gericht op de traceerbaarheid van de materialen. In principe zijn de certificeringsprocedures in grote lijnen hetzelfde voor elke sector, type bedrijf of locatie, al zijn er soms lokale verschillen in functie van de situatie ter plaatse. Voor een standaard Belgisch bedrijf is het relatief eenvoudig om de Chain of Custody certificering te verkrijgen. In essentie gaat het erom de materialenstromen van FSC-gecertificeerde materialen in goede banen te leiden en daarvoor de nodige documenten bij te houden. Onafhankelijke controle-instellingen toetsen het beheerssysteem af aan de vereisten van de FSC certificering. Pas dan mogen bedrijven het FSC-keurmerk dragen.”
Is jullie certificeringssysteem een star model, of zijn er soms wijzigingen in de benadering?
Bart Holvoet: “De boscertificering volgt mee de heersende maatschappelijke evoluties. Er komen altijd nieuwe uitdagingen op ons pad en wij moeten daar op inspelen. Ik geef u twee voorbeelden: we waren in de beginjaren vooral gefixeerd op verantwoord bosbeheer, maar al vlug kwam vragen uit de sector rond de inzet van gerecycleerd hout. Ook dat valt zeker binnen het verantwoord gebruik en het zorgzaam omspringen met bossen, waardoor we ook die stroom geïntegreerd hebben in onze certificering.”
“Een tweede wijziging heeft betrekking op complexe eindproducten. In veel gevallen is dat een samenstelling van FSC-hout en andere materialen, maar de certificering was aanvankelijk enkel mogelijk voor producten met 100% FSC gecertificeerd materiaal. Ook dat is ondertussen aangepast, waardoor er onder voorwaarden wél een FSC certificering mogelijk is voor samengestelde producten of producties die niet enkel uit FSC-gecertificeerde grondstoffen gemaakt worden. In de nabije toekomst verwacht ik wel minder grote evoluties. De structuur staat er, en aanpassingen kunnen makkelijk in dit kader ingebed worden.”
Wat zijn voor gebruikers en voorschrijvers de belangrijkste aandachtspunten?
Bart Holvoet: ”Het is belangrijk dat voorschrijvers en eindklanten werken met FSC-gecertificeerde leveranciers en aannemers, omdat enkel zij gecertificeerde producten met de juiste garanties kunnen afleveren. Werken met een FSC gecertificeerd bedrijf, betekent wel niet dat alle producten die zij aanbieden meteen ook FSC gecertificeerd zijn. Leverings- en verkoopdocumenten zijn hierbij van cruciaal belang: FSC-gecertificeerde bedrijven – en enkel zij – kunnen de juiste FSC-garanties hierop opnemen en zo zwart-op-wit gecertificeerde producten herkenbaar maken. Helaas zien we vaak misverstanden in de praktijk, vooral wanneer niet-gecertificeerde bedrijven of leveranciers betrokken zijn, die dan vaak vage garanties proberen te bieden wat de FSC-herkomst van de door hen gebruikte materialen betreft. Stel dat een bepaald eindproduct houten panelen bevat. In principe moet dan de verwerker die dit eindproduct maakt over een bedrijfseigen FSC certificaat beschikken, om het zo met de juiste garantie te kunnen aanbieden. Spijtig genoeg gebeurt het soms dat de voorschrijver genoegen neemt met (vaak vage) bewijsstukken die moeten aangeven dat de houten panelen als FSC-gecertificeerd werden aangekocht. Dat is niet correct. Dat gebeurt vooral uit onwetendheid, maar voor de aanbieders van deze producten betekent dit wel een ongelijke strijd, waarbij ook de juiste garanties rond daadwerkelijk gebruik van gecertificeerd hout niet aanwezig zijn.”
Beddeleem, gespecialiseerd in de totaalafwerking van gebouwen, kan uit de eerste hand getuigen dat een gelijk speelveld creëren belangrijk is.
Anne De Coninck (Sustainability Officer bij Beddeleem): “Wie zoals Beddeleem zijn complete systemen laat certificeren zoals het hoort, wordt uiteraard geconfronteerd met investeringen. Een bedrijf dat enkel een certificaat aanbiedt op een onderdeel van het systeem, heeft die niet. Dat kan soms onterecht in het voordeel spelen van bedrijven die het niet zo nauw nemen met de correcte werkwijze. Bouwheren of eindklanten zouden geen afwijkingen op de correcte toepassing mogen toestaan. Als het certificaat aanvaard wordt van een deelproduct, zoals bijvoorbeeld het plaatmateriaal, kan er geen enkele officiële link gelegd worden tussen de aankoop van de grondstoffen en de verkoop van het eindproduct, zoals bijvoorbeeld de systeemwanden of het meubilair. Daarvoor dient nu net die Chain of Custody. De eindklant heeft dus geen garantie dat het eindproduct wel degelijk duurzaam geproduceerd hout bevat.”
Bart Holvoet: “De diverse overheden hebben doorgaans wel degelijk de intentie om enkel met gecertificeerd (met Chain of Custody) hout te werken, maar het blijft soms steken in goede bedoelingen. De Vlaamse Overheid omschrijft bijvoorbeeld wel duidelijk de te volgen procedure qua opname in lastenboeken, maar in de praktijk gaat er helaas te weinig aandacht naar de check in de praktijk op vlak van naleving van deze voorwaarden. Wellicht ligt daar een taak weggelegd voor de bouwheer, architect en/of studiebureau. Van onze kant moeten we maximaal sensibiliseren en blijven hameren op de correcte werkwijze.”
Auteur: Sammy Soetaert, freelance vakjournalist